Mijn vier meesters

Binnenkort verschijnt bij uitgeverij Van Kemenade, Breda mijn boekje getiteld Mijn vier meesters.
 
In vier hoofdstukken kijk ik terug, beginnend rond 1946, op vier belangrijke leraren die me terzijde stonden bij mijn studie compositie en mijn beginnende loopbaan als componist.
Hoewel mijn eerste leraar,
Johannes Harthoorn, 1870-1951, feitelijk geen compositieleraar was, heeft hij mij het eerste gereedschap aangereikt: toonladders, drieklanken, septiemaccoorden en de betovering die ervan uitgaat als je accoorden verbindt en de verschillende stemmen mooi vloeiend laat doorlopen.
Na Harthoorn kwamen
Adriaan Kousemaker, 1909-1984, Jan van Dijk, 1918 en Ton de Leeuw, 1926-1996.
Met groot respect en bewondering denk ik terug aan deze meesters, die op het juiste moment en in de juiste volgorde in mijn leven kwamen.
Dit voorjaar, 2013, heb ik Jan van Dijk nog uitgebreid mogen spreken. Glashelder en met zijn messcherpe waarnemingen was het een vreugde deze vijfennegentigjarige meester weer te ontmoeten.
 
Daarnaast is iedere componist geboren rond 1940 - en later - hoe dan ook schatplichtig aan de meester bij uitstek:
Igor Strawinsky, 1882-1971. Geen componist heeft zo zijn stempel op de twintigste eeuw gezet als Strawinsky. Ik heb hem nooit persoonlijk ontmoet maar de voorbije eeuw is doordrenkt van zijn visionaire concepten, zijn hoogst eigenzinnige en veelsoortige muziek en zijn vlijmscherpe uitspraken.
Datzelfde geldt mijns inziens ook voor een andere gigant van de twintigste eeuw:
Olivier Messiaen, 1908-1992. Ik had het voorrecht verschillende lessen bij hem te kunnen volgen en van meet af aan heeft Messiaen mij betoverd, gevoed en gevormd.
Het zijn zowel de Apollinische Rus Strawinsky (met zijn glasheldere compositie Agon, 1957), als de Dionysische Fransman Messiaen (met zijn bedwelmende Turangalîla-symfonie, 1947), twee grootmeesters die me nu zo’n halve eeuw onverminderd in hun ban hebben.
 
Een groot deel van mijn werk bestaat uit vocale of vocaal/instrumentale stukken. De menselijke stem is mij eigenlijk het mooiste instrument. En al mijn werken ademen een soort vocaliteit, ook de louter instrumentale composities.
Mijn belangrijkste trefwoord is het begrip ruimte: naderen en verdwijnen, verdichten en dunner worden en versmelten. Fascinerend vind ik het fenomeen canon: een eenstemmige melodie met de potentie van meerstemmigheid.
 
Het boekje ‘
Mijn vier meesters’ wordt gepresenteerd door Bauke van Halem, na het concert van Cappella Breda met medewerking  van de organist Jos van der Kooy en de recitant Wim Arts. Dit concert wordt gegeven op zondag 29 september; ‘Sweelinckvespers’ begint om 16.00 uur in de Grote Kerk van Breda.