Avez-vous vu celui que mon coeur aime? Hooglied 3, vers 1-3
J’ai cherché celui que mon coeur aime;
je l’ai cherché et je ne l’ai point trouvé…
Je me lèverai et je ferai le tour de la ville,
dans les rue et sur les places ;
je chercherai celui que mon coeur aime…
je l’ai cherché et je ne l’ai point trouvé.
Les gardes qui font la ronde dans la ville
m’ont rencontrée :
Avez-vous vu celui que mon coeur aime?
je l’ai cherché et je ne l’ai point trouvé…
Je me lèverai et je ferai le tour de la ville,
dans les rue et sur les places ;
je chercherai celui que mon coeur aime…
je l’ai cherché et je ne l’ai point trouvé.
Les gardes qui font la ronde dans la ville
m’ont rencontrée :
Avez-vous vu celui que mon coeur aime?
Ik heb gezocht mijn allerliefste.
Ik zocht hem, maar ik vond hem niet… .
Opstaan zal ik, rondgaan in de stad,
in de straten en op de pleinen,
zal ik zoeken naar mijn allerliefste.
Ik zoek hem, maar ik vind hem niet.
De wachters vinden mij op hun
ronde door de stad.
‘Hebben jullie mijn lief ook gezien?’
Ik zocht hem, maar ik vond hem niet… .
Opstaan zal ik, rondgaan in de stad,
in de straten en op de pleinen,
zal ik zoeken naar mijn allerliefste.
Ik zoek hem, maar ik vind hem niet.
De wachters vinden mij op hun
ronde door de stad.
‘Hebben jullie mijn lief ook gezien?’