Reformatorisch Dagblad 30-11-09
Nederlands moderne knuffelcomponist
30-11-2009 13:44| gewijzigd 02-12-2009 13:03 | Piet van de Wege
Daan Manneke werd eerder deze maand 70 jaar. De Bredanaar, die uitgroeide tot Nederlands moderne knuffelcomponist, valt alom eerbetoon ten deel. Wat is het geheim van deze man?
Een jonge boerenzoon uit Zeeland krijgt harmoniumles van een handelaar in oud ijzer en lompen. Via Worp komt hij terecht bij Bach, en na lessen van organist Adriaan Kousemaker schoolt hij zich verder bij Jan van Dijk, Huub Houët, Louis Toebosch en Kamiel D’Hooghe. Symfonische werken van Mahler en Messiaen maken hem van organist tot componist, waarbij Ton de Leeuw zijn grote inspirator en leermeester wordt.
Dat is in kort bestek de ontwikkelingsgang van Daan Manneke. „Daan zat van meet af aan in de muziek. Beter gezegd: de muziek zat in Daan”, zo typeert pianist en organist Stoffel Gunst zijn muziekvriend van destijds.
In het geniep
Allerwegen in Nederland en Vlaanderen valt Daan Manneke eerbetoon ten deel. Zó sympathiek wordt hij gevonden, zó veel wordt hij gevraagd en gespeeld, dat hij om zo te zeggen is uitgegroeid tot Nederlands moderne knuffelcomponist. ”De eigentijdse Sweelinck”: is een eervoller aanduiding denkbaar?
Wat is het geheim van Manneke, de kleine man die door zijn reformatorische ouders was voorbestemd om herenboer te worden, maar die in het geniep het pad van de muzikale muze koos?
Ik meen dat organist Jos van der Kooy te midden van talloze commentatoren een wezenlijke verklaring biedt. Hij noemt Mannekes muziek modern en abstract, en technisch moeilijk („Soms ben ik de wanhoop nabij”). Ze is interessant en acceptabel voor eigentijdse vakgenoten en onbekrompen luisteraars. Een componist van nu dient immers nieuwe wegen te gaan, een eigen stem en geluid te hebben, wil hij meetellen. Maar tegelijkertijd is Mannekes muziek ‘communicabel’ –„Ik geloof niet in atonaliteit”– en dus aansprekend voor velen. Dat is een combinatie die slechts weinigen gegeven is.
Zeldzaam gevoelig
Daan Manneke is een zeldzaam gevoelig mens die niet vanuit de spreekwoordelijke ivoren toren componeert. Hij putte voor heel wat werken uit de Bijbel, ja zelfs uit de Statenvertaling. En zelfs bij de toch door velen verfoeide isoritmiek in het zingen van de psalmen van Datheen kreeg hij warme gevoelens.
Toch noemt hij zich geen protestantse orgel- en koorcomponist. Sinds ‘zijn’ orgel in de protestantse Gertrudiskerk in Bergen op Zoom in 1972 noodlottig in vlammen opging, is Manneke niet meer verbonden aan een kerkgenootschap. Vanuit het gereformeerde Zeeuwse kwam hij terecht in het roomse Brabant, –„en ik voelde mij er thuis”–, al omarmde hij er niet het roomse geloof. Maar het is overduidelijk dat Manneke de religie als bron nooit verloochende, al zal hij zelf eerder over ”spiritualiteit” spreken. Daarmee vervreemdt hij in principe weinigen van zichzelf.
Latijns parfum
”Kapelmeester van de ruimte” wordt hij wel genoemd. Manneke is geen bosliefhebber. Hij heeft openheid nodig, zijn composities ademen ruimte. Hij houdt ervan „lang te vertoeven op één plek” in zijn werk, „op een goede manier vervelen, talmen, rekken.” Bach was er een meester in. En Arvo Pärt, eveneens hogelijk gewaardeerd.
In het werk ”Organum” (1986) kiest hij bewust voor traag verschuivende klankvelden. Dat is niet modieus. Zijn Zeeuwse wortels spelen mee bij de behoefte aan ruimte en concentratie, aan „een stillere wereld”, zoals verklankt in de veeldelige compositie ”Archipel”.
Dankzij zijn oorsprong –„ik voel me het meest Zeeuws-Vlaming”– weet Manneke zich meer verwant met het zuidelijke, Latijnse parfum dan met het Germaanse. Vandaar zijn voorliefde voor het gregoriaans, voor Franco-Vlaamse grootmeesters uit de 15e en de 16e eeuw als Josquin, Ockeghem en Lassus, voor de Franse barok met De Grigny en Clérambault, en ten slotte voor Olivier Messiaen. Dat alles en die allen klinken mee in Mannekes werk, nu eens letterlijk als citaat, vaker hoorbaar in beproefde technieken die hij toepast. Veel respect voor het verleden, kortom.
Ernstig én licht
Manneke is aards én spiritueel, ernstig én licht. Hij is aardappeleter met Van Gogh, maar impressionist met Monet en Debussy. De donkere sonoriteit, de klankenrijkdom van zijn werk zijn veelgeprezen.
En altijd zingt het. De jonge Daan zag vroeger al uit naar de zondagmiddagen, als er een compleet programma Datheen werd afgewerkt, inclusief verzoeknummers, bij het harmonium. „Dat was fantastisch, daar verheugde ik me op. In de huiselijke kring heb ik leren zingen.”
Niet zelden levert de muziek van Manneke „een onmetelijk moment:/ meerstemmig en tussen de stemmen/ zeer stil” (Yvonne Né).
De Nederlanden mogen fier zijn op Daniël Manneke, de componist met „het onafgebroken heimwee naar een vroegere tijd, naar een eeuwig leven.”
Vriendenboek
Bij Mannekes zeventigste verjaardag verscheen een vriendenboek. Veertien musicologen, leerlingen en vrienden beschrijven zijn betekenis voor de muziekcultuur. De bijdragen bespreken het leven van de componist en zijn werk voor orgel, maar gaan ook over het vocale oeuvre en dat voor beiaard. Pittig maar informatief zijn de technisch getinte artikelen, zoals ”Musica universalis” van Reinier Maliepaard, die de opbouw van Mannekes melodieën analyseert. Ten slotte zijn er poëtische bijdragen en een enigszins ronkend getoonzet artikel van Rokus de Groot over Mannekes werk als „bespiegeling over muziek en het numineuze.” Manneke zelf komt ook aan het woord, in het interview dat Wim Arts met hem had over tekst en taal in zijn composities.
N.a.v. ”Daan Manneke. Componist van de ruimte”, door Gerard van der Leeuw en Wim Arts (red.); uitg. Van Kemenade, Breda, 2009; ISBN 9789071376351; 144 blz.; € 30,-.
Perfla!
Jos van der Kooy is een erkend pleitbezorger van de orgelmuziek van Manneke. Ooit nam hij een aantal werken op voor het label Erasmus. Die (uitverkochte) opnamen zijn nu samen met enkele nieuwe uitgebracht op de dubbel-cd ”Perfla!”. Onder de noemer ”Doorwaai mijn hof!/Blow ye winds!” valt niet alleen het orgel, maar vallen ook de panfluit (bespeeld door virtuoos Matthijs Koene) en het drukwindharmonium (door Klaas Hoek bespeeld in ”Archipel VII”, een hommage aan César Franck). Naast de klassieker ”Pneoo” zijn er grote werken als ”Organum”, ”Symphonies of Winds” en ”Offertoire sur les Grands Jeux”. Bijzonder extraatje: een opname uit 1966 van Manneke zelf op zijn toenmalige Del Hayeorgel in Bergen op Zoom, met ”De zonne rijst” (Kleine kroniek), geïnspireerd door Guido Gezelle. Een absolute aanrader.
„De uitgebrachte werken vormen misschien maar een kleine doorsnede van mijn oeuvre, toch ben ik bijzonder gelukkig met de keuze, omdat deze in zijn variëteit een prachtig beeld geeft van wat ik in mijn toonkunst de afgelopen jaren heb willen uitdrukken”, schrijft Manneke in het boekje bij de cd ”La Mélodie Passagère”. Er staan slechts vijf stukken op deze cd, die inderdaad de ideeën- en klankenwereld van Manneke beperkt maar uitstekend vertegenwoordigen. Twee vocale werken (een Lofzang van Simeon en een negendelig werk op teksten van Pascal, begeleid door harmonium (!)), een vioolsolo, en twee werken voor strijkkwartet: koraalvoorspelen uit Bachs ”Orgelbüchlein” en het schitterende derde strijkkwartet. Dit laatste, vijfdelige werk (”ARC III/La Flèche”) uit 2008 ontwikkelt zich aan de hand van de delen van de dag.
N.a.v. ”Daan Manneke – Perfla!”; DMP-records (DVH140127); € 20,-; 2-cd;”Daan Manneke – La Mélodie Passagère”; Quintone; € 17,50.