Daan Manneke

Kapelmeester van de ruimte



ruimten van ruimten
ruimten van ruime tijden
laat ons ver en langzaam zijn

J.C. van Schagen, 1891-1985


Tombeau liedteksten

Trois Psaumes

Gemengd koor a capella
Psaumes, La Sainte Bible ed. Louis Segond
Psaume 133

Voici, oh! qu'il est agréable, qu'il est doux
Pour des frères de demeurer ensemble!
C'est comme l'huile précieuse qui, répandue sur la tête, Descend sur la barbe, sur la barbe d'Aaron, Qui descend sur le bord de ses vêtements.
C'est comme la rosée de l'Hermon, Qui descend sur les montagnes de Sion; Car c'est là que l'Éternel envoie la bénédiction, La vie, pour l'éternité.

Que le gloire soit au Père au Fils au Saint Esprit
comme elle etaità l'origine,
maintenant et toujours
et pour les siècles des siècles,
Amen.
Psalm 133

Zie, hoe goed en hoe lieflijk is het
dat broeders ook eensgezind samenwonen.
Het is als de kostelijke olie op het hoofd,
die neerdruipt op de baard, de baard van Aäron,
die neerdruipt op de zoom van zijn priesterkleed.

Het is als de dauw van de Hermon
die neerdaalt op de bergen van Sion.
Want daar gebiedt de HEERE de zegen
en het leven tot in eeuwigheid.

Eer aan de Vader en de Zoon en de Heilige Geest
zoals het was in den beginne, nu en immer
tot in de eeuwen der eeuwen,
Amen.
Psaume 121

Je lève mes yeux sur les montagnes,
d'òu me viendra le secours?
Le secours me vient de l'Eternel
qui a fait les cieux et la terre.
l'Eternel te gardera de tous mal
Il gardera ton âme
l'Eternel gardera ton départ et ton arrivée,
dès maintenant et a jamais,

Que la gloire soit au Père au Fils au Saint Esprit
comme elle était à l'origine,
maintenant et toujours
et pour les siècles des siècles,
Amen.
Psalm 121

Ik sla mijn ogen op naar de bergen,
vanwaar mijn hulp komen zal.
Mijn hulp is van de HEERE,
Die hemel en aarde gemaakt heeft.
De HEERE zal u bewaren voor alle kwaad,
uw ziel zal Hij bewaren.
De HEERE zal uw uitgaan en uw ingaan bewaren,
van nu aan tot in eeuwigheid.

Eer aan de Vader en de Zoon en de Heilige Geest
zoals het was in den beginne, nu en immer
tot in de eeuwen der eeuwen,
Amen.
Psaume 122

Je suis dans la joie quand on me dit
Allons à la maison de l'Éternel!
Nos pieds s'arrêtent Dans tes portes, Jérusalem!
Jérusalem, tu es bâtie Comme une ville dont les parties sont liées ensemble.
C'est là que montent les tribus, les tribus de l'Éternel, Selon la loi d'Israël, Pour louer le nom de l'Éternel.
Car là sont les trônes pour la justice, Les trônes de la maison de David.
Demandez la paix de Jérusalem. Que ceux qui t'aiment jouissent du repos!
Que la paix soit dans tes murs, Et la tranquillité dans tes palais!
A cause de mes frères et de mes amis, Je désire la paix dans ton sein;
A cause de la maison de l'Éternel, notre Dieu, Je fais des voeux pour ton bonheur.


Que la gloire soit au Père au Fils au Saint Esprit
comme elle était à l'origine,
maintenant et toujours
et pour les siècles des siècles,
Amen.
Psalm 122

Ik ben verblijd, wanneer zij tegen mij zeggen:
Wij zullen naar het huis van de HEERE gaan!
Onze voeten staan binnen uw poorten, Jeruzalem!
Jeruzalem is gebouwd als een stad
die hecht samengevoegd is.
Daarheen trekken de stammen op,
de stammen van de HEERE,
om de Naam van de HEERE te loven.
Want daar staan de zetels van het recht,
de zetels van het huis van David.
Bid om vrede voor Jeruzalem,
laat het goed gaan met hen die u liefhebben.
Laat vrede binnen uw vestingwal zijn,
rust in uw burchten.
Omwille van mijn broeders en mijn vrienden
spreek ik nu: Vrede zij in u!
Omwille van het huis van de HEERE, onze God,
zal ik het goede voor u zoeken.

Eer aan de Vader en de Zoon en de Heilige Geest
zoals het was in den beginne, nu en immer
tot in de eeuwen der eeuwen,
Amen

Kleine Archipel (2012)

Vrouwenstemmen, accordeon
poëzie Johann Gottlieb von Herder (1744-1803)
I. Die Sonne blickt mit hellem Schein

Die Sonne blickt mit hellem Schein
So freundlich in die Welt hinein.
Mach's ebenso!
Sei heiter und froh!

Der Baum steckt Seine Äste vor;
Zur Höhe strebt er kühn empor.
Mach's wie der Baum
Im sonnigen Raum!

Die Quelle sprint und rieselt fort,
Zieht rasch und leicht van Ort zu Ort.
Mach's wie der Quell-
und rege dich schnell!

Der Vogel singt sien Liedlein hell,
Freut sich an Sonne, Baum und Quell.
Mach's ebenso!
Si rustig und forh!
II. Das Leben und die Leyer

Das Leben und die Leyer
wird durch weise Stimmung süsz.
III. Drei Schwestern.

Hoffnung und Liebe
sind des Lebens fröhliche Schwestern;
Jene fliegt voran
Diese regieret den Flug,
Trägt auf ihren
Schwingen und weht der
Leidende Seele
Kühlenden Athem zu
hebt und erquicket sie sanft,
Untrennbare! verlaszt
Mich nimmer, Ihr
lieblichen Schwestern!
Ohne die Hoffnung sind
Leben und Liebe dahin.
IV. Die Wechsel der Dinge

"Verschwunden ist sie
Meinem Blick;
Werd'ich sie
Wiedersehen?"

"Verschwunden ist sie
Dir zum Glück;
Du wirst sie wiedersehen!"

"Freuden und Leiden,
Wie wechselt Ihr so?"

"Es wechselt die
Freude,
Zu mildern die Leiden;
Sei froh! Sei froh!"

Oft werd'ich wenden meinen Blick:
Warum ist sie nicht hier?
Dann rufet Dir der Hain zurück:
Sie kehret neu zu Dir.

"Freuden und Leiden,
Wie wechselt Ihr so?"

"Es wechselt die Leiden
Zu schöneren Freuden;
Sei froh! Sei froh!"
V. Die liebliche Stimmen

Mehr als die Schönheit selbst
Bezaubert die liebliche Stimmen.
Jene zieret den Leib
sie ist der Seele Gewalt.

Psalmenrequiem (2005)

Gemengd koor, hard
Psalmi, Bibliorum Sacrorum, Nova Vulgata
I Introïtus

De profundis clamavi ad te, Domine,
Domine exaudi vocem meam.
Cor meum et caro mea, exsultaverunt
In Deum vivum.
Et Dominus, ipse redimet Israel
ex omnibus iniquitatibus ejus.
Itaque ad te levavi occulus meos,
qui habitas in coelis.
Introïtus

Uit diepten roep ik tot U Heer,
Heer luister naar mijn stem.
Mijn hart en al wat ik ben, het roept luid
tot de levende God.
De Heer, Hij is het die Israel zijn ongerechtighe-
den kwijtscheldt.
Daarom sla ik mijn ogen op tot U,
die woont in de hemel.
II Kyrie eleison

Miserere mei Deus, secundum magnam
misericordiam tuam.
Amplius lava me ab iniquitate mea
et a peccato meo munda me.
Cor mundum crea in me, Deus, et spiritum
rectum innova in visceribus meis.
Quia apud te propitiatio est,
et propter legem tuam sustinuite.
Kyrie eleison

Ontferm U over mij, God, overeenkomstig
Uw grote barmhartigheid.
Zuiver mij geheel van mijn
ongerechtigheid, reinig mij van mijn zonden.
Schep een rein hart in mij, God, en
vernieuw diep in mij een zuivere geest.
Omdat bij U vergeving is, heb ik stand
Gehouden naar Uw wet.
III Graduale

De ventre matris meae Deus meus es tu,
ne discesseris a me.
Quoniam tribulatio proxima est,
quoniam non est qui adjuvet.
Tu es refugium meum a tribulatione,
quae circumdedit me, exsultatio mea,
erue me a circumdantibus me.
Intellectum tibi dabo, et instruam te
in via hac qua gradieris,
firmabo super te oculos meos.
Beatus vir cui non imputavit Dominus peccatum,
nec est in spiritu ejus dolus.
Graduale

Vanaf de schoot van mijn moeder zijt
Gij mijn God, wijk niet van mij.
Want ellende omgeeft mij, en er is
niemand die mij bijstaat.
Gij zijt mijn toevlucht uit de ellende, die
mij omgeeft; mijn verrukking, bevrijdt
mij van hen die mij omringen.
Inzicht geef ik u, onderrichting omtrent
de weg die gij gaan moet, ik houd mijn
ogen gevestigd op U.
Zalig de man,
wiens zonden de Heer niet toerekent,
in wiens hart geen verbittering heerst.
IV Tractus

Ad te, Domine, clamabo, Deus meus,
ne sileas a me et assimilabor
descendentibus in lacum.
Quoniam eripuisti animam meam de morte,
et pedes meos de lapsu; ut placeam
coram Deo in lumine viventium.
Tractus

Tot U roep ik, Heer, mijn God, zwijg
niet tegen mij; als Gij blijft zwijgen
tegen mij, zal ik gelijk zijn aan hen,
die in het graf dalen. Want Gij hebt mijn
ziel uit handen van de dood ontrukt, mijn
voeten van misstap gered, zodat ik
behaag voor Gods aanschijn in het licht
van de levenden.
V Offertorium- Interlude I

Fuerunt mihi lacrimae meae panes
die ac nocte, dum dicitur mihi quotidie:
“Ubi est Deus tuus?”
Nam et si ambulavero in medio
umbrae mortis non timebo mala,
quoniam tu mecum est.
Virga tua et baculus tuus,
ipsa me consolata sunt.
Offertorium-Interlude I

Mijn tranen zijn mijn brood geworden,
dag en nacht, terwijl men mij dagelijks
Zegt: “Waar is uw God?”
Wanneer ik moet gaan door het dal
Van de schaduw des doods, vrees ik
Geen kwaad, want Gij zijt bij mij.
Uw stok en Uw staf,
Zij hebben mij getroost.
VI Sanctus

Laudate pueri Dominum,
Laudate nomen Domini.
Confitemini Domino in cythara:
in psalterio decem chordarum psallite illi.
Cantate ei canticum novum;
bene psallite ei in vociferatione.
Omnis spiritus laudet Dominum.
Laudate Dominum de coelis,
Laudate eum in excelsis.
Sanctus

Looft, gij knechten, de Heer, looft de
naam van de Heer.
Ik dank de Heer met een lofzang bij de cither,
met een psalm bij de tiensnarige harp.
Zingt voor Hem een nieuw lied,
Zingt mooi voor Hem met luide stem een psalm.
Alles wat adem heeft, love de Heer.
Looft de Heer vanuit de hemel,
Looft Hem in den hoge.
VII Agnus Dei Interlude II

Remisisti iniquitatem plebis tuae;
operuisti omnia peccata eorum.
Dominus custodit te ab omni malo:
custodiat animam tuam Dominus.
Te decet hymnus Deus in Sion:
et tibi redetur votum in Jerusalem.
Exaudi orationem meam:
ad te omnis caro veniet.
Propter fraters meos et proximos meos,
loquebar: pacem de te.
Agnus Dei

Gij hebt het kwaad van Uw volk
Kwijtgescholden; Gij hebt al
hun zonden bedekt.
De Heer behoedt u voor alle kwaad:
De Heer draagt zorg voor uw ziel.
U past een lofzang, o God in Sion,
en voor U worden de geloften vervuld in
Jerusalem. Verhoor mijn gebed:
al wat leeft zal tot U komen.
Omwille van mijn broeders en al mijn
naasten zal ik zeggen: vrede over u.
VIII Communio

Laetatus sum in his quae dicta sunt mihi:
in domum Domini ibimus.
Quam dilecta tabernacula tua,
Domine virtutum : concupiscit et deficit
anima mea in atria Domini.
Stantes erant pedes nostri
in atriis tuis, Jerusalem.
Quocum dulce habui consortium,
in domo Dei ambulavimus
in coetu festivo.
Benedictus Dominus
in aeternum: fiat, fiat.
Communio

Hoe verblijd was ik toen men mij zeide:
Wij gaan naar het huis van de Heer.
Hoe lieflijk zijn Uw woningen,
Heer der heerscharen: mijn ziel vergaat van
verlangen naar het voorportaal van de Heer.
En zo staan onze voeten in uw voorportaal,
Jerusalem.
Want hoe zoet was ons bijeenzijn,
hoe gingen wij op naar Gods huis,
in feestelijke samenkomst.
Gezegend zij de Heer in eeuwigheid:
amen, ja, amen.